Wet op de Ruimtelijke Ordening

Om in een betrekkelijk klein land de beschikbare grond zo zorgvuldig mogelijk te verdelen voor wat betreft de bestemming ervan is de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgesteld. Ook biedt deze wet de overheid de gelegenheid een actief planologisch beleid te voeren.

De Wet op de Ruimtelijke Ordening is een raamwet De uitwerking van de details die daarvoor in de wet zijn aangewezen, vindt plaats in uitvoeringsmaatregelen, zogenaamde Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s), Het goedkeuringstraject van AMvB’s is veel korter dan van een raamwet. Hierdoor kan veel sneller worden gewerk. Wel is de minister van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) verantwoordelijk en moet de Raad van State worden gehoord.

De Tweede Kamer stemde op 23 februari 2006 in met het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierdoor is volgens de minister van VROM wat de regelgeving voor ruimtelijke procedures in Nederland betreft, een belangrijke stap gezet in de richting van vereenvoudiging en verbetering.

Met de nieuwe wet krijgen het Rijk en de provincies en gemeenten meer bevoegdheden om hun verantwoordelijkheid bij de ruimtelijke ontwikkeling en de uitvoering van het ruimtelijk beleid waar te maken. De minister streeft ernaar de nieuwe wet in 2007 in werking te laten treden. Bij de ruimtelijke inrichting van Nederland spelen verschillende overheden een rol.

De Wet voorschriften, wetten, verordeningen en vergunningen, op de Ruimtelijke Ordening werkt dan ook op drie niveaus:

1 Rijk met planologische kernbeslissingen ‘pkb’s;

2 provincie met streekplannen;

3 gemeente met structuur- en bestemmingsplannen.

Copyright: Bouwkundige keuring Rotterdam