Eisen

Eisen voor verdiepingsgebouwen

Twee bouwlagen
Voor lage kantoorgebouwen (hoogste vloer waar mensen verblijven lager dan 5 m) geldt geen eis voor de hoofddraagconstrucit; een kantoor is immers niet bestemd voor overnachting. Als de vloer de scheiding vormt tussen twee rookcompartimenten, geldt een eis van 20 minuten voor de brandwerendheid van de vloer (en uiteraard ook voor de vloerdragende kolommen en liggers). Deze eis bedraagt in de volgende drie gevallen 30 minuten:
– Als het constructiedeel een vloer of wand draagt die twee brandcompartimenten scheidt. Het bezwijken van het constructiedeel mag namelijk niet leiden tot het verloren gaan van de brandwerende scheiding.
– Als het constructiedeel een gevel of dak draagt waaraan een eis wordt gesteld in verband met brandoverslag naar een ander gebouw dat op onvoldoende afstand staat.
– Als het constructiedeel een vloer of trap draagt waarover een rookvrije vluchtroute voert of op een andere wijze bij bezwijken een rookvrijke vluchtroute onbruikbaar maakt.

In een relatief klein tweelaags kantoorgebouw is het vaak mogelijk dat er vanuit elk punt binnen de vereiste afstand naar buiten kan worden gevlucht, eventueel via noodtrappen.
In dat geval is er geen sprake van een rookvrije vluchtroute en is het hele gebouw een rookcompartiment. In het kader van ontvluchting geldt dan geen eis van 30 mi8nuten.

Drie of meer bouwlagen
De brandwerendheid van constructies of bezwijken wordt in de volgende twee gevallen verder verhoogd tot 60 minuten:
– Wanneer het constructiedeel een vloer of wand draagt die twee brandcompartimenten scheidt in een gebouw met verdiepingsvloeren waarop een verblijfsgebied ligt en dat hoger is dan 5 m (drie– en meerlaagse gebouwen).
– Wanneer het constructiedeel uitmaakt van de hoofddraagconstructie van (niet-slaap)-gebouwen met drie of meer bouwlagen (bovenste verdiepingsvloer waarop een verblijfsgebied ligt hoger dan 5 m) en de permanente vuurbelasting verwaarloosbaar is.
Wanneer de vuurbelasting niet verwaarloosbaar is en/of het gebouw een slaapgebouw is hoger dan 13 m, wordt de eis voor de hoofddraagconstructie 90 of zelfs 120 minuten.

Eisen voor hallen
Voor hallen die niet zijn bestemd voor overnachting, geldt geen eis voor de hoofddraagconstructie. Toch kan in drie gevallen een eis van 30 minuten worden gesteld:
– bij brandoverslag naar andere gebouwen;
– bij brandcompartimentering;
– in verband met ontvluchten.

Brandoverslag
Wanneer gebouwen te dicht bij elkaar staan, kan een brand van het ene naar het andere gebouw overslaan. Om dit te voorkomen, wordt een eis gesteld van 60 minuten aan de weerstand tegen branddoorlag en brandoverslag (wbdbo). Deze eis betekent in de praktijk dat hallen op voldoende afstand van elkaar moeten staan of dat gevels (en daken) een brandwerendheid van 30 minuten moeten hebben en dat de afmetingen van deuren en ramen soms moeten worden beperkt. Voor het bepalen van de veilige afstand tussen stalen hallen geeft NEN 6068 rekenregels.

De minimal veilige afstand bedraagt ongeveer 10 m. Voor lage hallen is deze afstand zelfs nog een stuk kleier. NEN 6068 geeft een methode hoe de wbdbo moet worden bepaald.

Brandcompartimentering
Het principe van compartimentering is dat de brand binnen het compartiment blijft en de scheidende constructie niet bezwijkt. Het compartiment zelf mag instorten, zoland dit maar niet leidt tot het verloren gaan van de brandwerende scheiding.
Het Bouwbesluit geeft als maximale compartimentsgrootte 1000 m2 voor hallen. Bij veel bedrijfshallen probeeert met echter compartimentering te vermijden. Het alternatief is dan bijvoorbeeld een rook- en warmteafvoerinstallatie (rwa) in het dak of een sprinklerinstallatie.
Met de publicatie Beheersbaarheid van brand van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is het mogelijk de maximale compartimentgrootte genuanceerd te bepalen, afhankelijk van de vuurbelasting, de aanwezigheid van sprinklers en de mogelijkheid van een binnenaanval door de brandweer. Bij een verwaarloosbare vuurbelasting is er zelfs geen beperking aan de compartimentsgrootte te stellen.
Is het nietttemin noodzakelijk een hal op te delen in brandcompartimenten, dan dient de scheidingsconstructie (compartimenteringswand of brandmuur) aan een wbdbo-eis te voldoen. Deze eis is in het Bouwbesluit vastgesteld op 30 minuten. De publicatie Beheersbaarheid van brand stelt de eis voor brandcompartimenten groter dan 1000 m2 afhankelijk van de vuurbelasting op minimaal 60 minuten en deze eis kan bij opslaggebouwen oplopen tot maximaal 240 minuten.

Ontvluchten
Vanwege de veiligheid van de gebruikers kan het nodig zijn een hal (brandcompartiment) onder te verdelen in twee of meer rookcompartimenten. Dit hangt onder meer af van de grootte van het brandcompartiment en met name van de afstand van een willekeurig punt in de hal tot de uitgang van het compartiment (kleiner dan 40 m).
In het algemeen is het bij een hal eenvoudig om door plaatsing van deuren in de buitengevel te voorkomen dat een brandcompartiment moet worden opgedeeld in meerdere rookcompartimenten. Als dat zo is, wordt er geen brandwerendheidseis gesteld aan de constructie.

Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam

Veiligheid bij brand

Het Bouwbesluit stelt per soort van gebouw eisen aan veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Het gedeelte over veiligheid is onderverdeeld in vier paragrafen: constructieve veiligheid, gebruiksveiligheid, brandveiligheid en sociale veiligheid.
In de paragraag ‘brandveiligheid’ worden eisen gesteld aan vluchtwegen, materialen die bijdragen aan de brandvoortplanting, rookproductie van materialen en compartimentering.
De paragraag ‘constructieve veiligheid’ beschrijft de eisen voor brandwerendheid van constructies. De officiele normteksten spreken steeds van de ‘brandwerendheid met betrekking tot bezwijken’; dit in tegenstelling tot de ‘brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie’. Dit laatste is voor staalconstructies minder vaak relevant.

Brandwerendheid is in het Bouwbesluit gedefinieerd als ‘de tijd gedurende welke een constructie-onderdeel bij verhitting volgens de standaardbrandkromme weerstand kan bieden aan de erop werkende belasting’. De standaardbrandkromme beschrijft het veronderstelde verloop van de temperatuur in de tijd.

Het Bouwbesluit maakt ondersscheid tussen de volgende drie soorten bouwwerken:
a. tot bewoning bestemde gebouwen (woningen en woongebouwen);
b. niet tot bewoning bestemde gebouwen (bijvoorbeeld kantoren, hallen, hotels en ziekenhuizen);
c. bouwwerken, geen gebouw zijnde (bijvoorbeeld tunnels, bruggen en masten).

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt volstaan met functionele eisen. De concrete invulling wordt overgelaten aan de gemeenten. Voor de overige bouwwerken worden eenduidige prestatie-eisen gesteld. Voor elke gebouwsoort wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande gebouwen, waarbij in het algemeen voor nieuwboouw de hoogste eisen gelden.

Constructieve veiligheid bij brand
voor nieuw te bouwen gebouwen geldt een eis van 30 minuten brandwerendheid voor constructiedelen waarbij bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute (vanuit een ander compartiment), bijvoorbeeld bij vloeren en trappen waarover een rookvrije vluchtroute voert. Bouwconstructies die deze vloeren en trappen dragen, moeten eveneens aan deze eis voldoen. De eis is bedoeld om de gebruikers van een gebouw in de gelegenheid te stellen na het uitbreken van brand tijdig naar buiten te kunnen gaan. Daarnaast moet de hoofddraagconstructie van een gebouw gedurende een zeker tijdsduur in staat zijn de belasting te weerstaan om voortschrijdende instorting (van constructies in een ander brandcompartiment) te voorkomen.

De benodigde tijdsduur hangt af van de bestemming en de hoogte van het gebouw. Voor gebouwen met vloeren van een verblijfsgebied die niet hoger liggen dan 5 m boven het aansluitende terrein (gemeten ter platse van de hoofdtoegang) en waarin wordt overnacht (bijvoorbeeld in hotels of ziekenhizen) geldt een eis van 60 minuten. Wordt in zo’n gebouw niet overnacht dan geldt er geen eis. Voorbeelden hiervan zijn hallen en lage scholen en kantoren (in de praktijk: een of twee bouwlagen).
Voor hogere gebouwen gelden zwaardere eisen: 90 minuten als de bovenste vloer hoger ligt dan 5 m. In slaapgebouwen geldt een verhoogde eis van 120 minuten als de bovenste vloer hoger ligt dan 13 m. Deze eisen voor de hoofgddraagconstructie zijn 30 minuten lager, indien kan worden aangetoond dat de permanente vuurbelasting (de verbrandingswaarde van alle vergunningsplichtige brandbare bouwdelen, uitgezonderd de afbouw zoals plinten, plafonds, niet-dragende scheidingswanden en binnendeuren) lager is dan 500MJ of cireca 25 kg vurenhout per vierkante meter vloeroppervlak. De achtergrond van de verlaging van de eisen is dat de brandduur bij een lage permanente vuurbelasting korter is. De vuurbelasting van de inventaris en andere door de gebruiker in te brengen goederen telt hierbij niet mee; hiermee is bij het vaststellen van de eisen al rekening gehouden.

Het Bouwbesluit verwijst voor de in rekening te brengen belastingen bij brand naar NEN6702. In deze norm is aangegeven dat veranderlijke belastingen buiten beschouwing mogelijk blijven bij het beoordelen van vloeren, trappen en bouwconstructies die een rookvrije vluchtroute instandhouden. Dit betekent bijvoorbeeld dat stalen trappen en roostervloeren kunnen worden toegepast.
Soms gelden weliswaar geen eisen aan de hoofddraagconstructies van lage gebouwen (in verband met het geringe gevaar bij voortschrijdende instorting), maar kunnen toch brandwerendheidseisen aan deze constructiedelen worden gesteld in verband met het veilig ontvluchten of het voorkomen van uitbreiding van de brand naar andere compartimenten of gebouwen. Deze eisen bedragen in het algemeen niet meer dan 30 minuten.

 

Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam

.

.

.

.

.

.

plichtige

Ontwerpen van brandveilige gebouwen

De brandveiligheid van een gebouw wordt bepaald door zeel veel factoren. Het materiaalgebruik, het type en het gebruik van het gebouw bepalen de hoeveelheid en aard van de brandbare materialen en daarmee de brand- en rookontwikkeling. Bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen, in samenhang afgestemd op de specifieke situatie, alsmede het beheer en onderhoud bepalen in hoeverre een gebouw brandveilig is.

Ontwerpen volgens brandveiligheidsconcepten
Bij het traditionele, bouwkundige  brandveiligheidsconcept ligt de nadruk op bouwkundige maatregelen, zoals compartimentering en brandwerende bekleding.
Andere brandveiligheidsconcepten zijn gebaseerd op automatische melding en automatisch blussen. Met deze alternatieve concepten, die meer en meer worden toegepast, kan een hoog brandveiligheidsniveau worden bereikt. Dat geldt ook bij gebruik van onbekleed staal of van staal met een geringe bouwkundige bescherming.
Het Bouwbesluit is gebaseerd op bouwkundige eisen (brandbaarheid en rookproductie van materialen, compartimentering en brandwerendheid van (scheidings)constructies). Indien men de brandveiligheid wil verzorgen via installatietechnische maatregelen, moet een beroep worden gedaan op het gelijkwaardigheidsbeginsel. De gelijkwaardingheid moet door de indiener van de bouwaanvraag worden aangetoond.

Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam

Ontwikkeling van een brand

Een brand kent drie ontwikkelingsrfasen: de groei-, brand- en dooffase. De groeifase is van groot belang, omdat vroegtijdige melding een effectieve bestrijding van de brand mogelijk maakt. Tijdens de groeifase van een zich ontwikkelende brand zijn de thermische effecten slechts plaatselijk merkbaar. Schade aan constructie van het gebouw zelf is gering en er bestaat geen gevaar voor bezwijken van de constructie. Brandbare materialen ontleden en er is rookontwikkeling, waardoor personen in het gebouw gevaar lopen.

Het gevaarlijke moment is het optreden van vlamoverslag. Dit markeert de overgang van een niet-volledit ontwikkelde naar een volledig ontwikkelde brand (de brandfase).
De temperatuur bij vlamoverslag hangt af van de mate van brandbaarheid van de materialen in de brandruimte. Voor cellulosehoudende producten bedraagt deze temperatuur ongeveer 300 gaden Celcius.
In een volledig ontwikkelde brand stijgt de temperatuur zeer snel tot 600-1000 graden Celcius. Daardoor kan, na verloop van tijd, de draagconstructie van het gebouw bezwijken. Bestrijding van de brand in de branruimte zelf is nu onmogelijk. De brandweer zal nog slechts de omringende ruimten en gebouwen kunnen beschermen.
Het temperatuurverloop tijdens de brand- en dooffase (na vlamoverslag) hangt af van veel factoren, waarvan de hoeveelheid brandbaar materiaal en de ventilatiecondities de belangrijkste zijn. Per situatie verschillen deze factoren. Daardoor verschilt de ontwikkeling van de brandtemperatuur ook van geval tot geval.

Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam

Doelstellingen van brandveiligheid

De kans op brand en de mogelijke gevolgend hiervan (slachtoffers en schade) zijn redenen om tijdens het ontwerp van een bouwwerk aandacht te besteden aan brandveiligheid.
Beveiliging van gebouwen tegen brand heeft twee doelstellingen:
– het voorkomen van ongevallen;
– het beperken van directe en indirecte materiele schade.

In de meeste landen is de veiligheid van mens en dier, via de bouwregelgeving, een taak voor de overheid. Verzekeringsmaatschappijen richten zich meer op de materiele schade.

Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam

Kostenbewaking

Voor het bouwbedrijf is het belangrijk om voor elk bouwwerk bij te houden of de begrote kosten overeenkomen met de werkelijke kosten. Men kan dat achteraf doen voor het totale bouwwerk, men spreek dan van nacalculatie. Voor grotere projecten en voor projecten met een repeterend karakter is het raadzaam om tijdens de bouwuitvoering inzicht te krijgen in de begrote en de werkelijke kosten. Men heeft dan nog de mogelijkheid om bij te sturen.

Kostenbeheersing
Onder kosten worden verstaan, alle noodzakelijke te brengen offers om een bouwwerk tot stand te brengen. Men bedoelt hiermee de doelmatig gebrachte offers onder normale omstandigheden. De niet noodzakelijke offers zijn verspillingen. Verspillingen moet men zoveel mogelijk voorkomen. Verspillingen kunnen bij verschillende kostensoorten optreden.
Bijvoorbeeld bij materiaal kosten, door een onjuiste bestelling of een onjuiste maatvoering. Het normale knip, hak of stortverlies wordt niet tot de  verspillingen gerekend.
OOk het maken van fouten in de uitvoering van een bouwwerk, wordt gerekend tot de verspilling. Dit noemt men ook wel de faalkosten. Om de kosten te beheersen is een goede organisatie van het totale bouwbedrijf onontbeerlijk.
Hulpmiddelen voor een goede kostenbeheersing is de kostenbewaking en de nacalculatie.

Kostenbewaking
Kostenbewaking wordt ook wel projectbewaking genoemd. Tijdens de uitvoering worden de begrote kosten en de werkelijke kosten met elkaar vergeleken. Uitgangspunt is hierbij de werkbegroting. Kostenbewaking kan men doen op alles zes kosten soorten, maar de meest voor de hand liggende kostensoorten zijn de materiaal en arbeidskosten. Dit zijn meestal de grootste kostenposten en zijn het meest beinvloedbaar. Optredende verschillen in arbeid en materiaal kosten voor een bepaald bouwonderdeel kunnen op zichzelf weer een aanwijzing zijn voor het tijdig treffen van organisatorische maatregelen. Het doel daarbij is om verspilling van nog te maken bouwonderdelen te voorkomen. Om de oorzaak van de verschillen te achterhalen is het noodzakelijk om onderscheid te maken in hoeveelheidsverschillen en prijsverschillen. Hoeveelheidsverschillen kunnen aan de ene kant ontstaan op het bouwwerk en aan de andere kant op het kantoor.

Hoeveelheidsverschil
Op het bouwwerk kunnen hoeveelheidsverschillen ontstaan door:
– meer- of minderwerk;
– door breuk;
– diefstal;
– bonfouten bij de aflevering;
– door een verkeerde maatvoering.

Op het kantoor kan de oorzaak zijn:
– verkeerde hoeveelheden begroot.

Prijsverschillen
Bij de uiverong kunnen prijsverwchillen ontstaan door:
– een te dure inkoop;
– prijsverhogingen;
– extra vrachtkosten;
– door het missen van kwantumkortingen.

Op het kantoor kan de oorzaak zijn:
– een verkeerde prijs begroot.

Om wekelijks een overzicht te kunnen maken van de geplande en de werkelijke kosten is het noodzakelijk te beschikken over de geproduceerde hoeveelheden en de daarvoor geleverde arbeid. Er dient dus een tijd en productieverantwoording te worden bijgehouden.
De resultaten worden verwerkt in een schema waar ook de geplande kosten op staan.
Dit wordt wekelijk bijgehouden. Voor de directe arbeidskosten kan men het werkelijke aantal bestede uren vergelijken met het begrote aantal, maar men kan ook kijken naar de begrote loonkosten en de werkelijke loonkosten. Men spreek hierbij ook wel van het manuren resultaat. Indien men de verschillen weet, kan men door een goede analyse de benodigde maatregelen treffen om de kosten bij te sturen.

Nacalculatie
Bij nacalculatie wordt in tegenstelling tot de kostenbewaking niet tijdens de uitvoering de kosten vergeleken, maar na afloop van het bouwwerk. Na de beeindiging van het werk worden de begrote en de werkelijk kosten met elkaar vergeleken. Daaruit is de uiteindelijke conclusie te trekken van het financiele resultat van het bouwwerk. Het doel van de nacalculatie is anders dan bij de kostenbewaking.

Nacalculatie heeft onder anderen tot doel:
– inzicht verschaffen over het resultaat van een werk;
– Begrotingsnormen te herzien ten behoeve van de voorcalculatie voor volgende werken;
– Afleiden van nieuwe normen;
– Inkoopbeleid bijstellen;
– Personeelsbeleid herzien;
– EValuatie van organisatie en werkmethode.

Copyright: bouwkundigekeuring-almere.nl

Bouwuitvoering

De bouwplaats moet gezien worden als een tijdelijke productieplaats.
Wanneer we de bouwplaats als productie plaats vergelijken met een fabriek of werkplaats zien we een groot aantal verschillen. Belangrijke verschillen zijn:
– op de bouwplaats is men weersafhankelijk;
– een bouwplaats moet elke keer weer opnieuw worden ingericht;
– de opslag en werkruimte is meestal beperkt;
– op de boouwplaats wordt een eenmalig product gemaakt;
– omdat het een eenmalig product betreft is de aanvoer van de materialen en de halfproducten niet geautomatiseerd.

De inrichting van de bouwplaats moet echter zo zijn dat er een goede logistiek kan plaatsvinden. Dit heeft natuurlijk met de bevoorrading te maken zoals ook al omschreven is bij de materiaalplanning. Door de bouwplaats goed in te richten, kan bespaard worden op de bouwplaatskosten.

De bouwplaatsinrichting
Voor men begint met het inrichten van de bouwplaats, moet er eerst een analyse worden gemaakt welke voorzieningen er nodig zijn. Indien de beschikbare ruimte voor het werkterrein bekend is, kan met dit verder uitwerken in een bouwplaatsinrichtingstekening.

De volgende voorzieningen zijn over het algemeen nodig op een bouwplaats:
– directieverblijven;
– uitvoerdersverblijf;
– personeelsverblijven;
– toiletvoorzieninigen;
– materiaalketen of zeecontainers;
– bouwwerk;
– bouwkraan;
– bouwlift;
– hoofdmeterkast en zwerfkasten;
– watermeterput en tappunten;
– lichtmasten;
– hekwerken met toegangspoorten;
– ruimten voor materiaalopslag;
– speciesilo;
– afvalcontainers;
– reclamebord.

Bij de opstelling van de diverse voorzieningen hanteren we een aantal uitgangspunten:
Het uitvoerdersverblijf of de keet zo dicht mogelijk bij de ingang van het bouwwerk. Ook moet deze zo geplaatst zijn dat men vanuit de keet zicht heeft op de bouw;
Ook vanuit het directieverblijf moet men zicht hebben op de bouw;
De personeelsvoorziening zo dicht mogelijk bij het bouwwerk zodat de loopafstand zo klein mogelijk is;
Materiaal dat nog bewerkt moet worden, verder van de bouw opslaan zodat na het bewerken deze dichter bij de plaats in het bouwwerk komt. Bijvoorbeeld het vlechten van betonijzer. Men moet hierbij naar de bouw toe werken;
Materiaal zo opslaan dat dit goed bereikbaar is met de kraan. Het materiaal zo dicht mogelijk bij de plaats waar het verwerkt moet worden;
De bouwlift zo opstellen dat de afstand van de te verplaatsen massa zo klein mogelijk is. Dit noemt men ook wel het massahalveringspunt;
Elektrakabels goed afschermen en waterleidingen vorstvrij aanleggen;
Hoofdmeterkasten bij de uitvoerderskeet zodat deze aan het einde van de werkdag gemakkelijk afgesloten kan worden;
Het reclamebord op een goede zichtplaats zetten en dit geen hinder geeft bij de bouwuitvoering.

 

Copyright: Bouwkundige keuring Almere

Primaire planning

Bij de uitvoering van het bouwwerk is de bouwprocesbeheersing een van de belangrijkste werkzaamheden van de uitvoerder. Een hulpmiddel hierbij is de planning.
Als eerst wordt een algemeen tijdschema gemaakt.
Een planning kan met op verschillende manieren uitwerken:
– een balkenschema
– een netwerkplanning
– een blokkennetwerk

Blokkennetwerk
De meest voorkomende planning is het balkenschema. De netwerkplanning en het blokkennetwerk worden soms gebruikt op het process goed in beeld te brengen. Welke bewerkingen kunnen gelijktijdig en welke werkzaamheden moeten perse naast elkaar. Planningsprogramma’s met de computer werken meestal volgens de netwerkplanningsmethode, maar de uitdraai is dan volgens het balkenschema.

Balkenschema
Het plannen van de werkzaamheden gaat van grof naar fijn. Een grove verdeling van de bouwactiviteiten kan men doen door de 8 fasen te analyseren en deze daarna weer onder te verdelen zoals dit bij de procesanalyse besproken is.

Bij het plannen spelen een groot aantal factoren een rol. Dit zijn o.a.:
– de bouwvolgorde, bepaalde werkzaamheden moeten na elkaar plaatsvinden;
– de werkmethode, welke materieel wordt ingezet om arbeidsuren te sparen;
– de materiaaltoepassing, verhardingstijd van de materialen;
– de bouwsnelheid, op welke maatgevende bewerking moeten de andere werkzaamheden worden aangepast;
– onwerkbaar weer, in welk jaargetijde wordt de bouw uitgevoerd, met hoeveel onwerkbare dagen moet men rekening houden.

Voor een bouwwerk worden meerdere planningen en schema’s gemaakt. Als eerste wordt de primaire planning gemaakt. De andere planningen worden hiervan afgeleid.
De primaire planning word took wel de overall-planning genoemd.

Een planning bestaat uit 3 onderdelen:
– de tijdschaal
– de bouwactiviteiten
– de planningsstroken

Secundaire planning
In het balkenschema worden de belangrijkste gegevens vastgelegd om een zo doelmatig mogelijke uitvoering te bereiken. Het balkenschema is de primaire planning.
Vooral voor omvangrijke projecten is het noodzakelijk afgeleide schema’s te maken voor een goede werkorganisatie. De Aldus uit de primaire planning afgeleide schema’s noemen we de secundaire planningen.

Tot de secundaire planningen behoren:
– personeelsplanning
– materiaalplanning
– materieelplanning
– werkregelingsschema
– betalingsschema

Personeelsplanning
Bij het vaststellen van de tijdsduur voor een bewerking is reeds rekening gehouden met het aantal in te zetten werknemers voor die bewerking. In het balkenschema is dus reeds aangegeven hoeveel werknemers per vakgroep nodig zijn in een bepaalde periode.
In een personeelsplanning worden alle benodigde werknemers per vakgroep berekend en in een grafiel uitgezet. Ook wordt het totaal gegeven van alle aanwezige werknemers.
Bij het samenstellen van het balkenschema moet men zoveel mogelijk voorkomen date r in het personeelsbestand op de bouw grote verschillen optreden. Men moet ‘pieken’ voorkomen. Het personeelsplan geeft een goed inzicht in het benodigde bouwpersoneel. Het kan ook gebruikt worden om de benodigde personeelsvoorzieningen te berekenen.

Materiaalplanning
De aanvoer van materiaal op de bouwplaats is een zeer belangrijk facet voor een goede bouworganisatie. Het materiaal moet niet te vroeg en niet te laat op de bouwplaats geleverd worden. Dit noemen we ook wel ‘just in time’ levering. Wanneer het materiaal te vroeg op de bouwplaats geleverd wordt, kan dit problemen geven met de opslagruimte, maar ok is er dan meer kans op beschadiging en diefstal. Bij te late levering van het bouwmateriaal stagneert de bouwvoortgang. Tegenwoordig wordt de planning van de materiaalaanvoer vaak zo geregeld dat het materiaal vanaf de vrachtwagen meteen in het werk wordt gebracht. Dit noemt men ook wel ‘real time’ levering. De aannemer moet dan goede afspraken maken met de leverancier. De volgorde van het beladen van de vrachtwagen moet afgestemd worden op de volgorde van plaatsing in het werk. Een voorbeeld hierbij is de levering van vloerplaten. De aannemer geeft aan in welke volgorde de verschillende vloeren gelegd moeten worden. De vloerenfabricant zorg ervoor dat de vloeren in omgekeerde volgorde op de vrachtwagen gezet worden, zodat het leggen van de vloeren probleemloos verloopt. Voordat het materiaal geleverd wordt, moet het eerst ingekocht worden. Grote partijen materiaal worden meestal in verschillende tijden op de bouw afgeleveerd. De aannemer geeft aan wanneer een partij geleverd moet worden. Dit geeft men dan enkele dagen voor de levering door aan de leverancier. Dit noem men het afroepen. Op de planning staan de tijdstippen voor het bestellen, afroepen en leveren aangegeven. Wanneer voor een bepaald bouwdeel ook eerst tekeningen en berekeningen nodig zijn, wordt ook dit op de materiaalplanning aangegeven.

Materieelplanning
De indeling van een materieelplanning vertoont veel overeenkomst met een materiaalplanning. Een materieelplanning kan men echter met verschillende doelstellingen uitwerken. Men kan een materieelplanning maken voor een bouwwerk, met als doel dat het materieel dat nodig is op een bepaald tijdstip, dan ook aanwezig is. Het materiaal moet langer op het bouwwerk zijn dan strikt noodzakelijk is zodat de huurkosten niet hoger zijn dan nodig is. De aan- en afvoertijd wordt hierbij aangegeven.

Een bouwbedrijf kan ook een materieelplanning gaan maken voor de inzet van het aanwezige materieel bij het totaal van alle onderhanden zijnde bouwwerken. Het doel is dan om alle materieel zo optimaal mogelijk in te zetten. Men kan dan hier ook uit af leiden welk materieel men eventueel nog extern moet inhuren.

Een materieelplanning wordt meestal alleen gemaakt voor het groot materieel, zoals in te zetten bouwkranen, bouwliften, schaftketen, directieketen, speciesilo, bekisting en steigermateriaal.

Werkregelingsschema
De planning wordt gemaakt in de werkvoorbereidingsfase, maar de verfijning van de planning betreffende de werkregeling met het in te zetten personeel en de grootte van een ploeg vindt tijdens de uitvoering plaats. Dit noemen we een werkregelinsschema. Volgens het principe van ‘werken van grof naar fijn’ wordt in het werkregelingsschema de bewerkingslijst van het tijdschema nader gedetailleerd. Men kan tijdens de uitvoering in dit schema de bewerkingen nauwkeuriger uitwerken. Een werkregelingsschema wordt gemaakt voor de periode van 4 tot 6 weken. Het doel van een werkregelingsschema is om de werknemers en onderaannemers zo effectief mogelijk in te zetten en het afstemmingsverlies zoveel mogelijk te beperken. Er wordt eigenlijk op paier gezet wat een uitvoerder in zijn hoofd heeft zitten. Bij het maken van het werkregelingsschema gaat men bij het begin van de periode  steeds uit van de werkelijke situatie. Het schema wordt zodanig ontworpen dat het einde van de periode overeenkomt met de geplande situatie op het tijdschema. Door deze werkwijze wordt tevens bereikt, dat achterstand op bepaalde werkonderdelen beter kan worden gelokaliseerd en tijdig kan worden opgeheven.

Betalingsschema
De betaling van de aanneemsom vindt over het algemeen niet plaats bij de oplevering, maar in gedeelten tijdens de uitvoering. In het bestek staat aangegeven hoe de opdrachtgever de aannemer zal betalen. Dit is meestal geregeld door het vermelden van de betalingstermijnen. Voor de financiering is het belangrijk dat zowel de aannemer als de opdrachtgever vooraf weten wanneer een termijnbetaling plaats zal vinden. De bepaling van deze tijdstippen geschiedt door middel van een zogenaamd betalingsschema. Dit betalingsschema wordt uitgewerkt in de S-kromme. Als uitgangspunt dienen de inschrijfbegroting en het tijdschema.

 

Copyright: Bouwkundige keuring Almere

Werkorganisatie:

De bouwuitvoering start eigenlijk bij de werkvoorbereidingsfase.
Deze begint als de aannemer het werk gegund is. Voor de goede organisatie op de bouwplaats moet het werk goed voorbereid worden.
Materialen moeten worden ingekocht en op de juiste tijd geleverd worden. Op veel materialen zit een levertijd. Daar moet in de planning rekening mee worden gehouden. De beschikbare werkruimte op een bouwplaats is iedere keer weer anders. Belangrijk is dat de bouwplaats zo ingericht wordt dat er zo weinig mogelijk verliestijden optreden. De logistiek op de bouwplaats is hierbij erg belangrijk.

Projectanalyse
Onder een projectanalyse verstaan we het analyseren ‘wat’ er gemaakt moet worden.Dit kunnen we doen door het bestuderen van bestek en tekening. De projectanalyse moet voor een groot deel al plaats vinden bij het begroten van het project.

Procesanalyse
Bij de procesanalyse wordt vooral gekenen ‘hoe’ het bouwwerk gemaakt moet worden. Welke bouwmethode wordt er toegepast en welke uitvoeringsmethode wordt gebruikt? Ook wordt bekeken ‘wie’ het werk gaat maken. Wordt een bouwonderdeel met eigen mensen uitgevoeerd of wordt het uitbesteed aan een onderaannemer?

Bij het analyseren van een bouwwerk wordt meestal uitgegaan van 8 verschillende fasen. De theoretische  verdeling door de bouwfasen is:
aanloop grondwerk/heiwerk
onderbouw: fundering begane grond
bovenbouw: draagconstructie skelet
gevels/dak: gevelconstructie, dakafwerking en primaire installatie
afbouw: binnenwanden, afwerking en montage
afloop: terreinafwerking en oplevering

Van elke fase wordt nagegaan welke werkzaamheden er gedaan moeten worden.

Zo is de uitwerking van de eerste fase Aanloop bijvoorbeeld:
– bouwplaatsinrichting
– uitzetten grondwerk
– ontgraven
– bouwraam plaatsen
– uitzetten heiwerk
– heiwerk

Werkbegroting
Een van de eerste werkzaamheden voor de werkvoorbereiding is het maken van een werkbegroting. De inschrijfbegroting dient om het werk binnen te halen. Voor de werkorganisatie is deze meestal niet nauwkeurig genoeg en de werkverdeling naar eventuele onderaannemers is hierin meestal beperkt meegenomen.

Bij de inschrijfbegroting worden b.v. de kosten van een funderingsbalk op de volgende manier uitgerekend:

  • materiaal: beton – aantal m3 x de prijs van het betong
  • materiaal: betonstaal aantal kg x de prijs voor betonstaal
  • arbeid: beton – aantal m3  de norm voor het storten van het beton
  • arbeid: bekisting x aantal m1 x de norm voor het maken
  • materieel: storturen – aantal uren x de kraanprijs
  • materieel: bekisting – aantal m1 x afschrijving
  • onderaannemer: staal – aantal kg x de prijs voor het verwerken

Voor de werkbegroting zijn voor sommige onderdelen nauwkeuriger gegevens nodig.

Bijvoorbeeld bij bekisting:
– uren voor het maken van de bekisting;
– uren voor het stellen van bekisting;
– uren voor het ontkisten;
– uren voor het schoonmaken van de bekisting;
– kosten afschrijving bekistingsmateriaal

Op deze manier kan men de ploegenplanning beter maken. Bij seriebouw en bij grotere betonwerken kan dit erg belangrijk zijn.

Het kan ook zijn dat een onderdeel b.v. de balkonplaat, in prefab wordt gemaakt, terwijl er bij de inschrijfbegroting gerekend was op bekisten en ter plaatse storten. Er vindt in dit geval een verschuiving plaats van materiaal en arbeidskosten naar de leverancier. Ook zal er een kraan nodig zijn voor het leggen van de balkonplaat. Dus meet inzet van materieel. In de werkbegroting worden deze aanpassingen in de uitvoering doorberekend. De planning moet hier op aangepast worden.

Natuurlijk moeten de totale kosten van de werkbegroting gelijk zijn aan de kosten van de inschrijfbegroting.

In de begroting kennen we 6 kostensoorten:
– Arbeid
– Materiaal
– Materieel
– Onderaannemers
– Algemene bouwplaatskosten
– Algemene kosten

In de werkbegroting is het belangrijk deze kosten zoveel mogelijk gescheiden te houden.

Vaak wordt een aparte werkbegroting gemaakt voor de post arbeid en voor de post materiaal. Deze gegevens zijn erg belangrijk voor de plannen en de inkoop. Men kan ook voor de ander posten aparte werkbegrotingen maken. Soms worden werkbegrotingen gecombineerd. Bijvoorbeeld voor de inkoop worden de posten materiaal, materieel en onderaanneming bij elkaar gezet.

 

Copyright: Bouwkundige keuring Almere

Opbouw aanneemsom

Directie kosten
Directe kosten zijn kosten die binnen een begroting worden begroot en rechtstreeks aan het werk kunnen worden toegerekend.

Indirecte kosten
Indirecte kosten zijn kosten die door middel van een opslagpercentage over de directie kosten aan een werk kunnen worden toegerekend.

Winst en risico
In de aanneemsom zal de aannemer een post Winst en risico opnemen. Winst is de hoeveelheid geld die overblijft, nadat van de opbrengsten van een project alle kosten van het project zijn afgetrokken. Risico betekent het gevaar van schade lopen of verlies lijden als gevolg van onvoorziene gebeurtenissen verbandhoudend met de uitvoering van het bouwproject.

Stelpost
In de meeste bestekken komen stelposten voor. Dit zijn geldbedragen die nodig zijn om onderdelen waarvan de omschrijving nog niet vaststaat op het moment dat het bestek gereed is, te kopen of uit te voeren. Het kan zijn dat de opdrachtgever de vrijheid wil houden bepaalde posten naar eigen inzicht te besteden. Een stelpost is verrekenbaar.
Voorbeelden zijn hang- en sluitwerk, sanitair en wegmeubilair.

Verrekenbare/niet verrekenbare hoeveelheden
Met name bij civieltechnische werken (RAW-bestekken) worden de te verwerken hoeveelheden in het bestek vermeld. De aannemer hoeft deze hoeveelheden niet meer zelf uit te rekenen, maar kan zijn begroting baseren op de in het bestek opgenomen hoeveelheden. Als de aannemer het werk is gegund, dan zal de betaling plaatsvinden in termijnen. Hiervoor gelden de prijzen per eenheid als basis, welke zijn terug te vinden in de inschrijfstaat.

Afwijkingen op verrekenbare hoeveelheden worden verrekend tegen de verrekenprijzen.
De verrekenprijzen worden vastgesteld overeenkomstig Artikel 01.03.03 van de Standaard 2005.

Naast verrekenbaar en niet verrekenbaar kent de RAW ook nog te accorderen hoeveelheden. Deze worden in de controlefase door de aannemer gecontroleerd aan de hand van bestek, tekeningen en eventueel aanvullende gegevens van opdrachtgever.
In de uitvoering vindt in principe geen verrekening van deze hoeveelheden plaats.

De bestekshoeveelheden worden afgerekend tegen prijs per eenheid.
Afwijkingen op verrekenbare hoeveelheden (V) op de bestekshoeveelheid gebeurt tegen de verrekenprijs, eventueel tegen een gewijzigde verrekenprijs.

Afwijkingen op niet verrekenbare hoeveelheden (N) bij meer dan 10% afwijking op de bestekshoveelheid tegen een af te spreken prijs.

Copyright: Bouwkundige keuring Almere