Ontwerpen van verdiepingsgebouwen bij brand.
De oplossingen voor verdiepingsgebouwen hangen af van de hoogte van het gebouw, van de aan de hoogte gerelateerde brandveiligheidseisen en van de ontwerpuitgangspunten (optimaliseren naar kosten of juist naar architectonische uitstraling).
Twee bouwlagen (eis: 20/30 minuten)
Bij lage brandwerendheidseisen kan staal vaak onbeschermd blijven. Bij kolommen ligt de kritieke temperatuur meestal boven 550 graden Celcius en bij liggers boven 650 graden Celcius. Bij niet al te slanke profielen wordt de eis van 20 minuten dan onbeschermd gehaald. Voor een eis van 30 minuten is het vaak nodig (fors) over te dimensioneren. De staaltemperatuur bij brand ligt dan namelijk in de orde van 800 graden Celcius, waarbij de vloeigrens van staal nog maar 12% bedraagt van die bij 20 graden Celcius. Een dergelijk geval van overdimensioneren doet zich automatisch voor bij stabiliteitsverbanden. Deze worden immers gedimensioeerd op wind. Bij brand wordt volgens NEN 6702 slechts 20% van de extreme windbelasting in rekening gebracht, terwijl bij het bijzondere belastinggeval brand de belastingfactor 1,0 bedraagt in plaats van 1,5.
Het stabiliteitsverband is bij brand dus maximaal tot 13% belast en vaak nog minder vanwege de vervormingseisen die onder normale omstandigheden vaak maatgevend zijn, maar bij brand niet van toepassing zijn.
Bij het overdimensioneren is het handig gebruik te maken van staal met een hoge vloeigrens, zo mogelijk te kiezen voor doorgaande liggers en kolommen (met deze maatregelen stijgt de kritieke temperatuur) en voor meer massieve profielen (met een lage profielfactor), waarmee de opwarming minder snel verloopt.
Een andere mogelijkheid is bouwkundige integratie: het opnemen van stalen kolommen in metal-stud wanden of het binnenspouwblad van de gevel, of van stalen liggers in de vloer (geintegreerde liggers). Bouwkundige integratie zorgt ervoor dat de constructie nog maar gedeeltelijk aan brand blootstaat. De opwarming geschiedt daardoor een stuk trager, waardoor de kritieke temperatuur later wordt bereikt. Hierdoor is de brandwerendheid zonder bescherming standaard 30 minuten en soms 60 minuten.
Ook bij staal-beton constructies zoals staalplaat-betonvloeren en betongevulde buiskolommen is de brandwerendheid minimaal 30 minuten.
Drie of meer bouwlagen (eis: 60/90/120 minuten)
Bij eisen van 60 minuten of meer is overdimensionering geen relevante optie. De staaltemperatuur bedraagt na 60 minuten meer dan 900 graden Celcius en de sterkte is dan een factor twintig afgenomen. Bij deze hoe eisen wordt staal daarom vaak bekleed met een isolerende beplating of bespuiting. Wordt nu een traditionele staalconstructie met vrijstaande stalen kolommen en met liggers onder de vloer op deze wijze beschermd, dan betekent dit een vaak aanzienlijke verhoging van de kosten.
Sinds 1995 is er een stijging te zien in het gebruik van staal in de drie- en meerlaagse bouw. Dit is voor een deel het gevolg van bouwkundige integratie (geintegreerde liggers, kolommen opgenomen in wanden en gevels). De kosten van het 60, 90 of 120 minuten brandwerend maken zijn hierbij vele malen lager (tot een factor vijf toe) dan bij een ‘traditionele’ staalconstructie. Bij het aanbrengen van een minimale bekledingsplaat van 15 mm (steenwol, vezelsverstrekt, gips of silicaat) stijgt de brandwerendheid van een geintegreerde ligger of kolom in een binnenspouwblad van 30 naar 120 minuten. Omdat de bekledingsdikte en de te bekleden oppervlakte (alleen de onderzijde) minder zijn en het aanbrengen bovendien gemakkelijker gaat dan bij een drie- of vierzijdig verhitte kolom of ligger, is de besparing aanzienlijk.
Alternatieven voor een beplating zijn een bespuiting met mineraalvezels of vermiculiet (geen zichtwerk) of een opschuimende coating (brandwerende verf voor zichtwerk).
De toepassing van brandwerende verf bij geintegreerde constructies is zelfs interessant als de eis 90 minuten is.
Door het belastinggeval brand in het ontwerpstadium mee te nemen, is een optimalisatie op kosten voor de constructive mogelijk. Staal wordt dan gezien al seen economisch bouwmateriaal, dat voor een belangrijk deel aan het zicht wordt onttrokken. Maar ook als de ontwerper staal expressief wil benutten, is met beperkte meerkosten aan de brandeisen te voldoen. Een greep uit de mogelijkheden, brandwerende verf, betongevulde buiskolommen, sprinklers, watergekoelde buiskolommen en ‘tweede draagweg’.
Copyright: Bouwkundige keuring Hilversum
Bij brand wordt een staalconstructie warmer en nemen de sterkte en stijfheid van staal af.
Als bij brand de vloeigrens afneemt tot het spanningsniveau dat in de constructie heerst bij de aanwezige belastingen, dan bezwijkt de construcite. De staaltemperatuur waarbij dit gebeurt heet de kritieke temperatuur.
Om aan een bepaalde eis voor brandwerendheid te voldoen, moet de staaltemperatuur lager of gelijk zijn aan de kritieke temperatuur. Of dit het geval is hangt af van de opwarmsnelheid van het staal.
De kritieke temperatuur wordt bepaald door de belastingen bij brand en door de wijze waarop de constructie ontworpen bij kamertemperatuur (normale gebruikstemperatuur).
Deze belastinggraad heeft een directie relatie tot de kritieke temperatuur. Een correctiefactor brengt de invloed in rekening van het type constructie, bijvoorbeeld een ligger of een kolom en de wijze waarop het profiel wordt verhit (drie- of vierzijdig). De belastinggraad kan ook worden afgeleid door de staaltemperatuur te vervangen door de kritieke temperatuur en de reductie van de vloeigrans door de (gecorrigeerde) belastinggraad.
Bij de opwarmsnelheid van onbeschermde staalconstructies speelt de massa per eenheid van lengte een belangrijke rol. Naarmate deze massa groter is, is er meer energie nodig om het profiel op te warmen. Daarnaast is het opervlak van belang: een gedrongen profiel warmt langzamer op dan een slang profiel. De geometrische factor die de opwarming bepaalt wordt de profielfactor genoemd. de profielfactor P wordt gevonden door de aan brand blootgestelde omtrek te delen door de oppervlakte van de doorsnede van het profiel. Hoe hoger P, des te sneller het profiel opwarmt.
Het gedrongen profiel (HEM 300) heeft een lage P (50m-1), het slanke profiel (IPE 120) een hoge P (310 m-1). Bij beklede staalconstructies bepalen de dikte en de thermische eigenschappen van het bekledingsmateriaal de vertraging voor de warmtestroom naar het staalprofiel. Hierdoor warmt het profiel minder snel op.
Met een staalconstructie kan aan elke geeiste brandwerendheid worden voldaan.
Ontwerpen van staalconstructies bij brand
Dankzij de beschikbare technieken en de mogelijkheden die de huidige normen bieden, is elke brandwerendheid met een staalconstructie haalbaar. Brandwerendheid is, naast sterkte, stijfheid en stabiliteit, een van de functionele eisen die aan een constructie worden gesteld.
De keuze van de draagconstructie wordt bepaald door andere zaken zoals esthetica, aanpasbaarheid, milieu, bouwsnelheid en kosten. Hierbij dienen uiteraard de kosten van eventuele brandwerende voorzieningen in de prijsvergelijking te worden meegenomen.
Optimaal daarbij is de brandwerendheidseis integraal in het (constructief) ontwerpproces mee te nemen. Dit leidt in een groot aantal gevallen tot een kostenbesparing in vergelijking met de traditionele werkwijze, waarbji de constructie voor kamertemperatuur is ontworpen en pas daarna, vaak in overleg met de brandweer, de brandwerende voorzieningen worden ’toegevoegd’. Een ander belangrijk aspect bij het ontwerpen van staalconstructies bij brand is in hoeverre de architectonische randvoorwaarden een brandveilige oplossing met ‘staal in het zicht’ vereisen.
Copyright: Bouwkundige keuring Alkmaar
Het Bouwbesluit geeft bepalingsmethoden om aan te kunnen tonen dat aan de eisen voor brandwerendheid wordt voldaan. Een experimentele bepalingsmethide is beschreven in NEN 6069. Het Bouwbesluit verwijst voor de rekenkundige bepalingsmethoden voor de verschillende constructiematerialen naar aparte normen. Voor staal is dit NEN 6072.
De belastingen die de constructie tijdens brand moet kunnen dragen, zijn vastgelegd in NEN 6702. Brand is hiermee een apart belastinggeval, waarmee de constructeur bij het ontwerp en de dimensionering rekening moet houden.
Componentbenadering
De brandwerendheid met betrekking tot bezwijken is gerelateerd aan constructieonderdelen en niet aan de constructie als geheel. Er is dus sprake van een componentbenadering en niet van een systeembenadering.
Met de rekenkundige bepalingsmethoden in het Bouwbesluit is het in beginsel mogelijk het gedrag van gehele constructies bij brand te analyseren en bijvoorbeeld het positieve effect van een ’tweede draagweg’ mee te nemen. Dit is echter nog geen dagelijkse praktijk.
Thermische belasting
Het verloop van de brandtemperatuur bepaalt de thermische belasting. Hiervoor wordt de standaardbrandkromme aangehouden. Bedacht moet worden dat de werkelijke situatie bij brand belangrijk kan afwijken van een standaardbrand. De standaardbrand is een afspraak, een internationaal geaccepteerde standaard, waarop constructies worden beoordeeld en geclassificeerd. Het werkelijke gedrag van een brand wordt nauwkeuriger beschreven met een natuurlijke brand. Eurocode 1 biedt de mogelijkheid hiermee te rekenen. Deze meer geavanceerd optie is vooral voor staalconstructies interessant.
Mechanische belasting
NEN 6702, art. 6.4.2.2. beschouwt brand als een bijzondere belastingcombinatie, waarbij de belastingfactoren gelijk aan 1 worden gesteld. De bijzondere belasting F is 0.
Copyright: bouwkundige keuring Zaandam
Soms zijn de eisen in het Bouwbesluit niet toegesneden op de situatie in de praktijk en is het zinvol op basis van gelijkwaardige veiligheid tot een beoordeling te komen. Dat is het geval wanneer het werkelijke temperatuurverloop bij brand geheel afwijkt van dat bij de standaardbrand waarop de eisen in het Bouwbesluit zijn gebaseerd. De standaardbrand geeft immers uitsluitend een redelijke beschrijving van de werkelijkheid voor relatief kleine ruimten (cellenkantoor) bij verbranding van een onbeperkte hoeveelheid brandbaar materiaal. De gemeente beoordeelt of er sprake is van gelijkwaardigheid. Tijdig overleg met brandweer en bouwtoezicht is in dergelijke gevallen aan te raden.
Enkele voorbeelden:
Parkeergarage
Bij bovengrondse parkeergarages waarvan minstens een derde van de gevel open is, is bij brand sprake van een grote afvoer van warmte en rook via natuurlijke ventilatie. Daardoor kunnen hoge temperaturen, die voor constructies bedreigend zijn, niet optreden.
Door ventilatie en de relatief beperkte vuurbelasting van een brandende auto lijkt de temperatuurontwikkeling op geen enkele wijze op die van de standaardkromme.
Op basis van gelijkwaardigheid kan in open parkeergarages daarom met onbeschermd staal worden gebouw.
Hal met geringe vuurbelasting
Bij een specifiek gebruik, bijvoorbeeld de opslag van onbrandbare materialen, is het vaak niet nodig eisen te stellen. Als de hal is gebouwd met onbrandbare materialen en de inhoud eveneens onbrandbaar is, bestaat er geen gevaar voor bezwijken gezien de geringe vuurbelasting. De totale vuurbelasting is dan niet groter dan 10 kg vurenhout per m2, wat overeenkomst met een (standaard)brandduur van 10 minuten. Een beklede staalconstructie heeft minimaal een brandwerendheid van 15-20 minuten en bezwijkt niet bij een dergelijke korte brand.
Constructie buiten het gebouw
Constructies die zich buiten het gebouw bevinden, zeker als ze behoren tot de hoofddraagconstructie, moeten voldoen aan bepaalde brandwerendheidseisen.
Op voorwaarde dat ze niet met vlammen zelf in aanraking komen, is de warmtebelasting van deze constructies vele malen geringer dan bij een standaardbrand. Doordat bovendien afkoeling aan de buitenlucht optreedt, blijft de staaltemperatuur meestal ruimschoots onder de kritieke temperatuur.
Grote open ruimte
In grote open ruimten is eveneens geen sprake van een standaardbrand. Het punt van vlamoverslag (waarna de gehele ruimte in lichterlaaie staat, wordt hier vaak niet bereikt.
Een brand kan zich wel ontwikkelen en verspreiden, maar vormt geen gevaar voor de constructie die zich op vaak grote hoogte bevindt. Reden hiervoor is het grote volume van de ruimte, vaak in combinatie met een geringe vuurbelasting. Denk in dit verband aan atria, (stations)overkappingen en tentoonstellingsgebouwen. Rook- en warmteafvoer door ventilatie is dan een effectieve maatregel.
Copyright: Bouwkundige keuring Almere