Een brand kent drie ontwikkelingsrfasen: de groei-, brand- en dooffase. De groeifase is van groot belang, omdat vroegtijdige melding een effectieve bestrijding van de brand mogelijk maakt. Tijdens de groeifase van een zich ontwikkelende brand zijn de thermische effecten slechts plaatselijk merkbaar. Schade aan constructie van het gebouw zelf is gering en er bestaat geen gevaar voor bezwijken van de constructie. Brandbare materialen ontleden en er is rookontwikkeling, waardoor personen in het gebouw gevaar lopen.
Het gevaarlijke moment is het optreden van vlamoverslag. Dit markeert de overgang van een niet-volledit ontwikkelde naar een volledig ontwikkelde brand (de brandfase).
De temperatuur bij vlamoverslag hangt af van de mate van brandbaarheid van de materialen in de brandruimte. Voor cellulosehoudende producten bedraagt deze temperatuur ongeveer 300 gaden Celcius.
In een volledig ontwikkelde brand stijgt de temperatuur zeer snel tot 600-1000 graden Celcius. Daardoor kan, na verloop van tijd, de draagconstructie van het gebouw bezwijken. Bestrijding van de brand in de branruimte zelf is nu onmogelijk. De brandweer zal nog slechts de omringende ruimten en gebouwen kunnen beschermen.
Het temperatuurverloop tijdens de brand- en dooffase (na vlamoverslag) hangt af van veel factoren, waarvan de hoeveelheid brandbaar materiaal en de ventilatiecondities de belangrijkste zijn. Per situatie verschillen deze factoren. Daardoor verschilt de ontwikkeling van de brandtemperatuur ook van geval tot geval.
Copyright: Bouwkundige keuring Zaandam