Wet op de Ruimtelijke Ordening
Het doel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is om een zo doelmatig mogelijke indeling van het grondgebied in Nederland te bewerkstelligen. Dit betekent dat de in ons land zo schaarse ruimte over bepaalde bestemmingen moet worden verdeeld en wel zodanig dat het land leefbaar blijft. De wet biedt een algemeen kader waarbinnen zich de coordinatie voltrekt van alle bij het gebruik van de ruimte betrokken belangen. De wet is van toepassing op het gebruik en de inrichting van alle gronden en wateren.
Op landelijk niveau worden zogenaamde Planologische Kernbeslissingen (PKB) genomen. De regering neemt hiertoe het initiatief en de Tweede Kamer zal het daarna moeten goedkeuren. Een planologische kernbeslissing bevat de landelijke regels voor de inrichting van Nederland. Zo’n PKB beschrijft vrij globaal wat er met de ruimte moet gebeuren. Komt in een bepaald gebied landbouw of wordt het gereserveerd voor natuurgebied of toerisme.
Voorbeelden zijn de ontwikkeling van het hoofdwegennet, de uitbreiding van Schiphol, aanleg van Schiphol in zee of de aanleg van een havengebied. Het gaat hier om zaken van nationaal belang.
Op provinciaal niveau worden Streekplannen voorbereid en vastgeteld. Het Provinciaal Bestuur (Gedeputeerde Staten: G.S.) neemt het initiatief en Provinciale Staten stellen daarna een streekplan vast. Hierin worden gebieden voor wonen, natuur, recreatie en industrie aangewezen.
Zo staat in een streekplan waar steden en dorpen kunnen groeien en waar ruimte is voor landbouw, natuur en recreatie. De streekplannen moeten passen binnen de landelijke PKB’s.
Op gemeentelijk niveau worden Bestemmingsplannen vastgesteld, die passen binnen het streekplan. Het Gemeentebestuur (College van Burgemeester en Wethouders: B en W) zal met voorstellen komen en de Gemeenteraad zal deze vaststellen. Of bepaalde bouwwerken ergens zijn toegestaan, is afhankelijk van zo’n bestemmigsplan. Men dient zich hiervoor tot de gemeente te wenden. Ook het plaatsen van keten en directieverblijven kan hieraan getoetst worden.
Woningwet
In de Woningwet worden minimumkwaliteitseisen gesteld voor het oprichten van gebouwen in Nederland. De nadruk ligt op kwaliteitseisen voor woningen, woonketen, woonwagens en ander gebouwen. Uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid en milieu worden technische voorschriften gegeven omtrent het bouwen. Deze aspecten worden in een aantal besluiten verder uitgewerkt, zoals het Bouwbesluit.
Bouwbesluit
Het bouwbesluit is ontstaan uit de behoeft aan eenheid en veereenvoudiging van de vele bouwvoorschriften. Het Bouwbesluit is in werking getreden op 1 oktober 1992 en de laatste herzieningen zijn in werking getreden op 1 januari 2003. Het Bouwbesluit bevat alle (minimale) voorschriften omtrent het bouwen van nieuwe en het verbouwen van bestaande bouwwerken en standplaatsen. De voorschriften kan men onderscheiden in:
– Bouwtechnische voorschriften;
– Woon- of inrichtingstechnische voorschriften.
Bouwtechnische voorschriften hebben betrekking op de wijze waarop een bouwwerk worden samengesteld. Hierbij moet men niet alleen denken aan sterkte en materiaalkeuze, maar ook aan zaken als bouwfysische kwaliteiten, brandveiligheid en bescherming tegen criminaliteit. Woontechnische voorschriften geven aan hoe de situering, inrichting, afmetingen en oppervlakten van de ruimten in de woning behoren te zijn.
Uitgangspunten van het Bouwbesluit
De voorschriften van het Bouwbesluit zijn, afhankelijk van het bouwwerk waarop de voorschriften betrekking hebben, gerelateerd aan de in de Woningwet genoemde uitgangspunten:
– Veiligheid;
– Gezondheid;
– Bruikbaarheid;
– Energiezuinigheid;
– Milieu.
Veiligheid
Hierbij behoren de voorschriften die betrekking hebben op:
– de constructieve veiligheid (de sterkte van de constructive);
– de gebruiksveiligheid (hoogteverschillen overbruggen, electriciteit- en gasvoorziening);
– brandveiligheid;
– het vluchten bij brand en bestrijding van brand;
– de sociale veiligheid (tegengaan van kleine criminaliteit);
– inbraakwerendheid van nieuwbouw.
Gezondheid
Hierbij behoren de voorschriften die onder meer betrekking hebben op:
– beperking geluidshinder (weinig van geluid van buiten, installatielawaai);
– vochtwering (van buiten en binnen het gebouw);
– afvoer van afvalwater, fecalien, hemlwater, verbrandingslucht en rook;
– toepassing van schadelijke materialen.
Bruikbaarheid
Hieronder vallen de voorschriften voor nieuwbouw die betrekking hebben op:
– de toegankelijkheid zoals vrije doorgang door gangen, trappen, deuren en liften;
– de aanwezigheid van bepaalde verblijfsruimten zoals bad- en toiletruimte;
– het aanrecht en opstelplaatsen voor kook- en warmwatervoorziening.
Energiezuinigheid
Hieronder vallen de voorschriften voor nieuwbouw met betrekking tot:
de thermische isolatie;
– de luchtdichtheid;
– de energieprestatienorm.
Milieu
Dit hoofdstuk is nu nog leeg. Hierin worden straks ondermeer beschreven:
– materiaal gebonden mileuprofielen;
– stralingscoefficienten.
De bovengenoemde vier uitgangspunten zijn wettelijk geregeld in het Bouwbesluit.
De energiezuinighheid van een gebouw wordt weergegeven in de ‘Energieprestatienorm’ (EPN). Hierbij wordt alle energieverbruik met betrekking tot een gebouw in een coefficient vastgelegd. Daarbij worden zowel de bouwkundige eigenschappen als de eigenschappen van de installaties (verwarming, koeling, verlichting) in de beschouwing betrokken. Per gebuwfunctie geld teen energieprestatieeis (EP-eis), die niet mag worden overschreden. Hoe lager de EP-waarde, hoe energie-efficienter het gebouw. Het gaat hierbij om het beoordelen van de ‘energie-kwaliteit’ van een gebouw en niet om het beoordelen van het feitelijk energiegebruik.
Op welke wijze een lage EP-waarde wordt bereikt, wordt aan de partijen in het bouwproces zelf overgelaten. Een hoger energiegebruik ten gevolge van een ‘slechte verwarmingsketel’ met een lag rendement kan men in principe compenseren door bijvoorbeeld extra isolatie in de gevel.
Gemeentelijke Bouwverordening
Op grond van de Woningwet is de Gemeenteraad van een gemeente verplicht een bouwverordening vast te stellen. De bouwverordening bevat geen bepalingen omtrent de bouwtechnische, woontechnische en milieutechnische eisen. Deze bepalingen kan men vinden in het Bouwbesluit. Welk an men in de bouwverordening bepalingen vinden aangaande onderwerpen die betrekking hebben op de relatie bouwen-milieu, te weten het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond en het selectief slopen.
In artikel 8 van de Woningwet zijn de onderwerpen die de verordening moet bevatten opgeslomd. Dit betekent dat de bouwverordening geen andere voorschriften mag bevatten dan die in dit artikel genoemd zijn. De hierin genoemde onderwerpen zijn samen te vatten in:
a. Voorschriften omtrent gebruik van woningen, bouwwerken, e.d. open terreinen en erven,
woonwagens en standplaatsen
De gebruiksvoorschriften voor bouwwerken moeten in elk geval betrekking hebben op:
– beschikbaarheid van drinkwater en energie;
– reinheid, inclusief de afvoer van afvalwater en fecalien’
– bestrijding van schadelijk of hinderlijk gedierte;
– Brandveiigheid voor zover het geen bouwkundige eisen betreft;
– het aantal personen dat in woningen, woonketen of woonwagens mag wonen.
b. Voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond
In verband met de beoordeling of er sprake is van een zodanige verontreiniging in de bodem dat het desbetreffende bouwwerk niet gebouwd zou moeten worden, moet bij de bouwaanvraag een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid worden overlegd. In de bouwverordening is aangegeven aan welke eisen een dergelijke rapportage moet voldoen.
c. Voorschriften omtrent het slopen
De voorschriften omtrent het slopen hebben betrekking op het veilig en selectief slopen. Met selectief wordt bedoeld dat de sloopwerkzaamheden zodanig worden verricht dat een hergebruik van de vrijkomende materialen zoveel mogelijk wordt bevorderd en zo weinig mogelijk sloopafval ontstaat. Voor het slopen van projecten die asbest bevatten, gelden afzonderlijke regels.
d. Voorschriften van administratieve aard
De voorschriften van administratieve aard hebben onder andere betrekking op:
– het voornemen tot het bouwen van een meldingsplichtig bouwwerk;
– de overdragbaarheid van een bouwvergunning;
– het overeleggen van gegevens, bescheiden en tekeningen die voor de bouwaanvraag
noodzakelijk worden geacht;
– het gelijktijdig met de bouwaanvraag indienen van een of meer aanvragen voor vergunningen
die ingevolgde de milieuwetgeving voor het in gebruik nemen van het bouwwerk noodzakelijk
zijn.
e. Voorschriften omtrent de uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden
Tot deze uitvoeringsvoorschriften behoren onder meer voorschriften die betrekking hebben op:
– de veiligheid op de bouw- of sloopplaats;
– de tijdstippen waarop met de werkzaamheden mag of moet zijn begonnen of geeindigd.
f. Criteria omtrent redelijke eisen van welstand (Welstandscommissie).
In de Woningwet is bepaald dat het uiterlik en de plaatsing van lichtbouwvergunningsplichtige en regulier bouwvergunningsplichtige bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Elke gemeente is verplicht om voor 1 juli 2004 een welstandsnota op te stellen. Hierin moet aangegeven worden wat de uitgangspunten zijn voor de welstandbeoordeling van de ingediende bouwplannen.
g. Voorschriften van stedenbouwkundige aard
Als voorschriften van stedenbouwkundige aard die in de bouwverordening kunnen worden opgenomen, kan men denken aan bijvoorbaald voorschriften met betrekking tot:
- Rooilijnen;
- De wegen waaraan mag worden gebouwd;
- Plaatsing van bouwwerken ten opzicht van elkaar.
Met betrekking tot het bouwvergunningstelsel is in de Woningwet een driedeling van bouwwerken opgenomen:
A. Vergunninvrije bouwwerken;
B. Licht vergunningsplichtige bouwwerken;
C. Regulier vergunningsplichtige bouwwerken.
A. Bouwvergunningvrije bouwwerken
Vergunningvrije bouwwerken zijn, zoals de naam al zegt, bouwwerken die vrijelijk, zonder vergunning of enige voorwaarde vooraf, mogen worden gebouwd. Deze bouwwerken worden door de gemeente niet getoetst aan de in de bouwverordening genoemde criteria omtrent redelijke eisen van welstand.
Bouwvergunningvrije bouwwerken mogellijk maximal 1 bouwlaag hoog zijn en moeten bijdragen tot het woongenot.
Men kan stellen dat geen bouwvergunning nodig is voor:
– onderhoud aan bouwwerken;
– veranderingen en vernieuwingen van ondergeschikte betekenis, zoal het
(ver)plaatsen van binnenwanden;
– veranderingen aan kozijnen welke niet gelegen zijn in de voorgevel of niet
aangebracht in een weg naar de weg of openbaar groen gekeerde zijgevel;
– een aanbouw aan de bestaande woning met een maximale hoogte van 4 meter en
niet meer dan 0.25m boven de eerste verdiepingsvloer en minder dan 2.5m diep;
– het bouwen van bijgebouw en overkappingen of achtererf op meer dan 1 meter
van de weg of openbaar groen met een maximum van 30m2 aan vergunningvrije
bijgebouwen;
– het plaatsen van erfen en perceelafscheiding met een hoogte van maximaal 1
meter en het plaatsen van erfafscheidingen op meer dan 1 meter achter de
voorgevelrooilijn met een hoogte an 2 m op meer dan 1 meter van wegen
openbaar groen;
– bushokjes en meterkasten van nutsbedrijven.
B. Licht bouwvergunningvrije bouwwerken.
Uit de naam blijkt dat het voornemen tot het bouwen van een dergelijk bouwwerk vooraf moeten worden gemeld bij B en W.
In de Welstandsnota meot de gemeente de eisen aangeven welke gelden voor de lichtvergunningplichtige bouwwerken. Deze bouwwerken worden wel getoetst aan: bestemmingsplan, bouwverordening, constructieve eisen uit het bouwbesluit en monumentenvergunningsvereisten.
Enkele voorbeelden van licht vergunningsplichtige bouwwerken zijn:
– aan- of bijgebouwen welke voldoen aan vergunningsvrije bouwerken, maar een
monument is of een pand gelegen in beschems stads- en dorpsgezicht;
– indien de aan-/uitbouw niet voldoet aan de kenmerken van vergunningsvrije en de
maximale hoogte 5 m bedraagt;
– bijgebouwen en overkappingen, bestaande uit een bouwlaag van maximal 5m hoog
en een maximaal vloeroppervlak van 50m2.
C. Vergunningsplichtige bouwwerken
Voor het bouwen van alle andere bouwwerken moet bij het College van B en W een bouwvergunning worden aangevraagd. De aanvraag zal, naast de gebruikellijke tekeningen, onder andere vergezeld moeten gaan van:
– technische gegevens, zoals constructietekeningen;
– een onderzoeksrapport aangaande de bodemverontreiniging van het bouwterrein
en de bodem;
– gegevens betreffende de plaats en kadastrake ligging van het bouwwerk;
– de naam en het adres van de bouwonderneming die het bouwwerk gaat uitvoeren;
– een opgave van de aannemingssom;
– eventuele kwaliteitsverklaringen.
Fasering van vergunningen
Op verzoek kan een bouwvergunning in twee fasen worden verleend.
In fase 1 worden de planologische zaken en de welstandbeoordeling aangeboden. In fase 2 wordt vergunning verleent voor de bouwtechnische aspecten.
NEN-normen
In het Bouwbesluit worden prestatie-eisen gesteld. Anders gezegd, het materiaal of bouwonderdeel moet aan een minimale prestatie voldoen. Hierdoor krijgen fabrikant en bouwondernemer de mogelijkheid te laten zien waartoe hun bedrijf in staat is bij hun striven om aan de gestelde prestatie-eis te voldoen. De prestatie-eisen zjin vastgelegd in de NEN-normen. Een NEN-norm is een door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven document. In dit document dat we een normblad noemen, wordt omschreven waaraan een tekening, materiaal, constructie, of bouwdeel moet voldoen. Het kan ook zijn dat in een NEN-norm wordt aangegeven hoe de keurings-, meet- of berekeningsmethode dient te geschieden. Wanneer een kwaliteitsverklaring of certificaat wordt overlegd, gaat het volgens de Woningwet om een verklaring die is afgegeven door een (door de Raad van Certificatie erkende) instelling.
Zee ekend was in de bouwwereld de ‘Stichting Kwaliteitsverklaringen Organisatie voor Materialen en Onderdelen voor de Bouw (KOMO).
Het KOMO-keurmerk en KOMO-certificaat blijven bestaan en zijn overgedragen aan een nieuwe stichting: de Stichting Bouwkwaliteit (SBK).
– Andere instellingen die Onderdelen voor bouwwerken keuren zijn:
– KEMA Keur – Keuringsinstituut voor Elektrotechnische Materialen;
– NL – voor wandcontactdozen en dergelijke wordt het keurmerk NL gebruikt;
– GIVEG – Gasinstituut Vereniging Elektrotechnische Materialen;
– KIWA – Certificatie en Keuringen. De KIWA verzorgt onder andere de
keuring van waterleidingsartikelen.
De EU richtlijn bouwproducten verplicht de lidstaten hun publieksrechtelijke regelgeving zodanig aan te passen date er geen handelsbelemmeringen zijn voor de producten die in overeenstemming zijn met de Europese Technische Specificaties. Deze specificities zijn gerelateerd aan de fundamentele eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen.
De eisen betreffen:
– mechanische sterkten en stabiliteit;
– brandveiligheid;
– hygiene, gezondheid en milieu;
– gebruiksveiligheid;
– geluidshinder;
– thermische isolatie.
De technische specificities worden vervolgens vastgelegd in Europese Geharmoniseerde Normen of Europese Technische Goedkeuringen. Wanneer een voor de bouw bested product in overeenstemming is met de Europese Technische Specificaties of erkende nationale specificities, mag dat product CE-markering voeren. Het Bouwbesluit bepaalt dat bouwproducten die zijn voorzien van de CE markering tevens worden aangemerkt al seen bouwproduct dat voorzien is van een kwaliteitsverklaring als bedoeld in de Woningwet.
De Stichting Bouwkwaliteit zal, evenals dat het geval is met de kwaliteitsverklaringen die een relatie met het Bouwbesluit hebben, een lijst bijhouden van bouwproducten die zijn voorzien van het de CE-markering.
Aankondiging van de publicatie van die lijsten zal eenmaal per half jaar in de Nederlandse Staatscourant plaatsvinden.
Wat is CE-markering?
Dit is een markering bestaande uit de letters CE die op producten worden aangebracht om aan te geven dat het product is gefabriceerd conform de Europses regelgeving. In de verschillnde richtlijnen zijn details vermeld over de grootte, zichtbaarheid, enz. van de CE-markering.
CE-markering wordt op producten vermeld als ze voldoen aan een aantal criteria:
– mechanische sterkte en stabiliteit;
– brandveiligheid;
– hygiene, gezondheid en milieu;
– gebruiksveiligheid;
– geluidshinder;
– energiebesparing en geluidshinder.
Deze eisen zijn uitgewerkt in Europese technische specificities.
Architecten
Bij het ontwerpen van gebouwen schrijft u voor welke materialen toegepast moeten worden. Deze materialen moeten voldoen aan de geldende Europese normen en zijn dus te herkennen aan de CE-markering.
Aannemers
U bent verantwoordelijk voor de uitvoering van bouwplannen. U moet dus alert zijn op juist matriaalgebruik. De bouwmaterialen moeten in overeenstemmng zijn met de geldende bouwregelgeving end us voorzien zijn van een CE-markering.
Bouw- en Woningtoezicht
Bouw- en Woningtoezicht verleengt bouwvergunningen op basis van ingediende bouwplannen. Het buitentoezicht controleert of conform de b ouwplannen wordt gebouw. De bouwmaterialen op de bouwplaats moeten in overeenstemming zijn met de geldende buowregelgeving end us voorzien zijn van een CE-markering dien deze onder een Europese norm vallen waarvan de coexistentieperiode is afgelopen. De producteigenschappen van de CE-gemarkeerde bouwproducten dienen ook in overeenstemming te zijn met het beoogde gebruik.
Rijksinspectie
Inspecteurs van de Rijksinspectie controleren zo nodig of een fabricant terecht de CE-markering op zijn producten voert. Dit gebeurd bijvoorbeeld op verzoek van een concurrent, als het vermoeden bestaat dat de CE-markering onterecht is aangebracht.
Keurmerken/certificering
Naat de kwaliteitsregistratie door middel van de prestatie-eisen van materialen en producten is e rook nog sprake van zogenaamde erkenningsregelingen. Deze erkenningsregelingen hebben niets te maken met het al dan niet hebben van een vestigingsverhunning overeenkomstig de eisen van de vestigingswet. Een erkenningsregeling is een door of op initiatief van een branche-organisatie vastgestelde rgeling. Op grond daarvan verklaart een onafhankelijke erkende instantie da teen ondernemer al of niet lid van de organisatie, aan bepaalde eisen voldoet. Daarmee kan de ondernemer zich profileren.
Om als bedrijf al dan niet tot een bepaald systeem van erkenning te kunnen toetreden, kan een brancheorganisatie aan dat bedrijf bijvoorbeeld eisen stellen op het gebied van:
– heb bouwbedrijf, zijn organisatie en beleid (moet bv zijn ingeschreven in
het Handelsregister, moet de benodigde verstigingspapieren bezitten;
– het bouwbedrijf in relatie tot zijn opdrachtgever (bv het bedrijf heeft een
garantieregeling);
– het bouwbedrijf in relatie tot leveranciers en onderaannemers (bv het
bedrijf betrekt materialen van die leveranciers die kunnen voldoen aan de
gestelde eisen);
– het bouwbedrijf en zijn kwaliteitssysteem.
De eisen in een erkenningsregeling kunnen betrekking hebben op het verkrijgen van de erkenning (toelatingsvoorwaarden) en op het erkend blijven. Voor de aangesloten ondernemer kan de erkenningsregeling da nook een belangrijk acquisitie-instrument zijn.
Ter illustraatie een aantal voorbeelden uit de bouw:
– erkenningsregeling voor het bestratingsbedrijf;
– regeling voor de erkenning van CAI-installateurs;
– reglement Certificatie Kraanverhuurbedrijven;
– regeling voor erkenning van Watertechnische Installateurs.
Copyright: Bouwkundige keuring Amsterdam